Dag 2: Naoorlogs Antwerpen
Het is oktober 1974 en we zijn aanwezig bij de première van Ballade voor grote en kleine poppen; een nieuw toneelstuk van het Vlaamse marxistisch-politieke kollektief internationale nieuwe scene. Het personage danslerares is al minutenlang aan het woord, maar plots wordt haar relaas muzikaal onderbroken met het lied ‘Al zijn we zwakke vrouwen’ (verschenen op de lp Liederen en Ballades 1), waarvan de melodie ons bekend voorkomt.
De tekst is een vrije vertaling van ‘La lega’. Het is duidelijk dat ‘O lio lio la’ niet alleen in Italië (nog) bekend was in de jaren zeventig. De aanwezigheid van het lied in de film van Bertolucci – uit 1976, twee jaar later dan de Ballade – kan niet de aanleiding voor de bekendheid ervan in Vlaanderen geweest zijn. Maar wie of wat dan wel?
Rond 1970 regisseerde de Italiaan Arturo Corso enkele toneelstukken van Italiaans politiek theatermaker en latere Nobelprijswinnaar Dario Fo voor het Antwerpse theatergezelschap Koninklijke Nederlandse Schouwburg. De stukken vielen bij verschillende Vlaamse acteurs en theatermakers én bij het publiek in de smaak. In 1972 leidde dat tot een samenwerking tussen Corso en de enthousiaste acteurs om Fo’s Mistero Buffo (1969) in vertaling in de Brusselse Muntschouwburg op de planken te brengen. Het stuk bleek een groot succes. Bij zowel de acteurs als Corso flakkerde een vlam van enthousiasme om ermee op tournee te gaan.
De acteurs besloten zich te verenigen in een theatergroep met een naam: kollektief internationale nieuwe scene. Het gezelschap trad de daaropvolgende jaren met Mistero Buffo op in Vlaanderen, Nederland en Frankrijk en bleek zeer succesvol te zijn. Na Mistero Buffo volgden verschillende andere bewerkingen van Fo’s toneelwerk, waaronder de Ballade voor grote en kleine poppen (oorspr. Grande pantomima con bandiere e pupazzi piccoli e medi, 1968) over arbeidersproblematiek en klassenstrijd. De inhoud werd aangepast aan de Vlaamse situatie en werd, door gebruik van marionetten en een grote pop die het allegorische personage Kapitaal voorstelde, omgewerkt tot een agitpropstuk.
In de Ballade werd dezelfde methode als in Mistero Buffo toegepast: de lange monologen over volkscultuur waarvan de originele teksten doordrongen waren, werden in de Vlaamse vertalingen op muziek gezet. De teksten werden tot liedteksten bewerkt door de Antwerpse zanger en liedtekstschrijver Wannes Van de Velde en vaak op reeds bestaande en al dan niet bekende melodieën van Italiaanse (volks)liederen gezet. Hoe Van de Velde met dit lied – en de andere Italiaanse volksdeuntjes die hij benutte – kennisgemaakt heeft, is niet volledig duidelijk. De liederen komen immers niet in de originelen van Fo voor. Het kan uiteraard zo zijn dat het lied wereldwijde bekendheid genoot omdat het al decennialang in de Italiaanse vrouwenbeweging gezongen werd en inmiddels ook door vrouwenbewegingen in andere landen was overgenomen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de Italiaanse volksliedjes via Corso Van de Velde bereikten: ze zaten ongetwijfeld in het actieve geheugen van de Italiaanse regisseur en zullen met hem mee naar België gereisd zijn. Het is voor de hand liggend dat Corso Van de Velde kennis liet maken met de Italiaanse volksmuziek om daar de teksten van de monologen op te kunnen zetten.
De vertaling van Van de Velde bevindt zich evenals het origineel op de plek waar socialisme en feminisme samenkomen: het lied wordt vanuit vrouwen gezongen die zich in de refreinen predicaten toedichten als ‘de ware socialisten’ en ‘de loontrekkende klasse’. Van de Velde zal de aangepaste tekst van de Italiaanse feministen niet gekend hebben: in de vertaling zet hij de vrouwen namelijk nog brozer weg door niet simpelweg van ‘vrouwen’ te spreken in de eerste regel, maar dat substantief vooraf te laten gaan door het adjectief ‘zwakke’. Toch heeft het lied een grotere feministische inslag gekregen in de versie van Van de Velde. Waar de vrouwen in het Italiaanse origineel uit liefde voor hun kinderen het socialisme wensen, voorspellen ze vanuit diezelfde liefde in de vertaling een groei van het vrouwenfront. Een voorspelling die uitkomt, zo zullen we morgen gaan merken…
Dit is het tweede artikel uit een reeks van Carmen Verhoeven over de geschiedenis van de melodie ‘O lio lio la’. Het eerste artikel verscheen op Internationale Vrouwendag, 8 maart 2020. In de komende weken vervolgen we deze leesreis.
Carmen Verhoeven (1993) rondt momenteel de onderzoeksmaster Nederlandse Literatuur en Cultuur aan de Universiteit Utrecht af met een thesis over strijdliedcultuur in diachroon perspectief. Daarnaast is ze als docent Literatuurgeschiedenis verbonden aan de Koningstheateracademie en werkzaam als transcribent in het NWO-project Language Dynamics in the Dutch Golden Age aan de Universiteit Utrecht, als assistent redactiecoördinatie bij Prelum en als assistent bureauredactie bij het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde.