Dag 4: Demonstratie hier, demonstratie daar
We zijn in Groesbeek, enkele dagen voor 31 mei 1978. De gemeenteraadsverkiezingen staan weer voor de deur en in aanloop daarnaartoe zijn in het jongerencentrum Maddogs verschillende avonden georganiseerd om de bevolking voor te lichten en politiek bewust te maken. Als afsluiter van de reeks vindt er nu een muzikale avond plaats. De eerder genoemde Nijmeegse straatmuziekgroep Kladderadatsch – die een grote rol gespeeld heeft in het vergaren en verspreiden van strijdmelodieën en -liederen – treedt hier op met onder andere een verkiezingslied op de melodie van ‘O lio lio la’. Het is de eerste versie die geen link heeft met de vrouwenbeweging. De groep laat in deze versie zelfs nauwelijks tekstuele elementen van de vertaling van de vrouwenbeweging over: alleen de ‘O’ van ‘O lio lio la’ blijft overeind. In het lied krijgen het CDA en de VVD er flink van langs, en ook de PvdA is niet helemaal betrouwbaar. Hoewel ‘hun lijfspreuk (…) oké [is]’, wil Kladderadatsch eerst zien en dan geloven: ‘pas daden tellen mee’, zingt de groep aan het einde. Het is duidelijk dat de groep desondanks voor rode politiek pleit: die context heeft het lied in zijn reis nog niet verloren.
Drie maanden later, op 26 augustus in Amsterdam. In de kerk De Duif zijn 182 Marokkaanse gastarbeiders in hongerstaking gegaan omdat zij in tegenstelling tot zo’n vijftienduizend anderen geen verblijfsvergunning krijgen. Kladderadatsch uit zich solidair uit met de gastarbeiders en neemt in een andere tekstvariant op ‘O lio lio la’ duidelijk stelling tegen de overheid. Ook deze tekst kent geen tekstuele overeenkomsten met eerdere versies. In het rijm zijn geen sporen van eerdere versies achtergebleven en zelfs de ‘O lio lio la’ is afwezig: in plaats daarvan wordt ‘Dus solidariteit’ gezongen. Je zou kunnen stellen dat de opeenvolging van de vrije vocalen o, i en a in beide versies overeenkomt, maar die klanken vallen niet in beide versies op dezelfde plaats.
Enkele weken na de hongerstaking volgt een grote demonstratie naar het Waterlooplein, waar verschillende muziekgroepen in een grote tent optreden. De gezongen strijdliederen worden daar nog eens herhaald. Staatssecretaris van Justitie Elberta Haars moet beslissen over het lot van de gastarbeiders en wordt in het lied van Kladderadatsch direct aangesproken. De druk van alle protestgroepen en actievoerders wordt haar uiteindelijk te veel: op 17 oktober 1978 besluit ze de gastarbeiders toch een verblijfsvergunning te geven. Ondanks het gebrek aan tekstuele overeenkomsten, blijkt het lied van Kladderadatsch toch voor memorisatie en overname vatbaar. De Utrechtse strijdmuziekgroep Rapalje zet het namelijk op haar repertoire en neemt het tevens op in haar liedboek dat zes jaar na de gebeurtenis pas verschijnt.
Intussen is het 19 juni 1979 en zijn we in Utrecht. We herinneren ons ineens die laatste dag van juni 1978, waar we tussen Groesbeek en Amsterdam even uitgerust hebben. Het kwik komt niet boven de vijftien graden uit en de zonnestralen die we hoopten te vangen op onze reis zijn schaars vandaag. We besluiten het journaal te kijken, niet alleen omdat het ’s avonds buiten afkoelt, maar ook omdat we vanmorgen in de krant hebben gelezen dat het kabinet Van Agt-Wiegel met een lang verwachte bezuinigingsnota is gekomen. Al voordat de nota er was, zijn er verschillende demonstraties geweest tegen dit zogeheten Bestek ’81. En nu het plan op tafel ligt, zal er nog hevig verzet vanuit de samenleving komen. Vooral vrouwen zijn fel en organiseren de ene demonstratie na de andere. De plannen snijden dan ook flink in bijna of geheel verworven rechten: de pil gaat uit het ziekenfonds, abortus blijft verboden, er worden eisen gesteld aan betaald zwangerschapsverlof, bevallen in het ziekenhuis moet volledig zelf bekostigd worden, de kinderbijslag wordt gehalveerd en de ouderbijdrage voor kinderdagverblijven verdubbelt. Voorts wordt er gekort op onder meer uitkeringen en onderwijssalarissen. Bovendien kampen veel Nederlanders al geruime tijd met werkeloosheid, en hoewel Bestek ’81 idealiter werk zou creëren, lijkt het erop dat de plannen eerder aansturen op vermindering van de arbeidsplaatsen.
Vandaag, 19 juni 1979, organiseren de Vakbondsvrouwen een demonstratie tegen Bestek ’81 te Utrecht; op 23 juni volgt de actie ‘Bestek ’81 moet van de baan’ in Amsterdam. Tijdens deze demonstraties horen we de meute ‘O lio lio laan // het bestek moet van de baan’ zingen; een nieuwe liedtekst met twee coupletten op de melodie van ‘O lio lio la’ . Een jaar later hebben de Vakbondsvrouwen er nog een couplet aan toegevoegd en wordt hun tekst tevens overgenomen door het Rotterdams Vrouwen Cabaret en zodoende verder verspreid. De melodie van ‘O lio lio la’ is intussen buiten de vrouwenbeweging opgepakt door onder meer Kladderadatsch, maar circuleert duidelijk nog altijd ook binnen de vrouwenbeweging. Bij Kladderadatsch zagen we al dat het met iedere nieuwe tekstversie wel meer van zijn originele tekst en context kwijt lijkt te raken. Dat zien we in deze variant wederom. Er zijn nauwelijks sporen terug te vinden van de vormtechnische elementen die de Italiaanse versie bevat: het rijmschema is losgelaten, het lied kent – in tegenstelling tot het origineel – geen anaforen en metrisch rammelt er ook een en ander.
Ook het Gronings Onderwijskoor klimt in de pen wanneer een (goede) baan door Bestek ‘81 in het gedrang dreigt te komen. De onderwijzer heeft het steeds harder te verduren: de klassen worden groter, de onderwijzer wordt slecht betaald en moet steeds meer pikken van wat Den Haag beslist. Op 1 oktober 1980 is men het zat en trekken vele onderwijzers het Haagse Malieveld om te demonstreren – de eerste landelijke staking in het onderwijs in Nederland. De onderwijzers zetten hun strijd kracht bij met – je raadt het al – een nieuwe tekstvariant op ‘O lio lio la’. Het lied, waarin ‘de ware onderwijzer’ aan het woord is, werd enkele maanden voor de demonstratie geschreven en is vooral situatiebeschrijvend (‘We hebben lang gezwegen en steeds meer moeten pikken’, ‘We hebben grote klassen’, ‘We gaan straks naar Den Haag toe, we hebben echt geen keuze’), hoewel ook een concrete wens wordt uitgesproken: de klassenschaal moet verlaagd worden. In plaats van ‘een vrij bestaan’ wordt er in het refrein gepleit voor ‘een goede baan’.
Een jaar later wordt een goede baan impliciet in een andere tekstversie eveneens gewenst, nu door werknemers van de ENKA-fabriek (Nederlandse Kunstzijdefabriek) in Breda. Op het begin van 1981 wordt aangekondigd dat de ENKA-fabriek moet sluiten. Zo’n tien jaar eerder was een dergelijk bericht tevens afgekondigd, waarop de werknemers uit protest op 18 september 1972 reageerden met een bezetting van de fabriek: de eerste bedrijfsbezetting in Nederland ooit. Vijf dagen lang hield het personeel de fabriek bezet én draaiende, zonder werkgevers, totdat het bericht kwam dat de plannen voor de sluiting waren ingetrokken. In de hoop dat actie en protest ook nu weer hun vruchten af zullen werpen, organiseren de werknemers op 24 januari 1981 een grote demonstratie.
Het onafhankelijke Bredaas Socialisties Koor (vanaf 1988 actief onder de naam Tegen De Wind Mee) ondersteunt het initiatief muzikaal met onder andere een tekst op ‘O lio lio la’. Waar de Vakbondsvrouwen het origineel veelal hadden losgelaten, zet het Bredaas Socialisties Koor een stap terug en behoudt de woordelijke elementen uit de variant van de vrouwenbeweging zoveel mogelijk. In het refrein zijn louter de ‘ware feministen’ veranderd in ‘ alle Enka-werkers’ en ‘alle Enka-werksters’, die dan geen vrij bestaan willen, maar een goed bestaan eisen. De coupletten zijn wel enigszins aangepast. Het koor zingt vanuit het perspectief van de werknemers:
In de W.W. willen wij niet leven
daarom moeten ze ons werk geven
daar zullen wij voor strijden
tot in ’t eind der tijden
En al die hoge heren
beslissen over ons leven
dit zullen wij niet pikken
van ons mogen ze stikken
Deze keer helpt het protest niet tegen de aangekondigde plannen. In 1982 sluit de ENKA-fabriek in Breda voorgoed en verliezen vele werknemers hun baan.
We zagen bij de abortusdemonstraties al dat de melodie van ‘O lio lio la’ door de vrouwenbeweging aangewend werd om een nieuwe tekst voor een specifiek thema op te vervaardigen. Deze tendens zet door: de melodie duikt bij verscheidene (eenmalige) acties op. De tekstuele mogelijkheden waren al uitgebreid – van vertaling naar bewerking van vertaling naar nieuwe tekst – maar nu worden ook de inhoudelijke mogelijkheden opgerekt. Dat lijkt in veel opzichten gepaard te gaan met het vieren van de vormelijke teugels: de stilistische elementen uit het origineel en het rijmschema blijven in de vertaling behouden, maar worden in nieuwe versies niet altijd herhaald. Zelfs ‘O lio lio la’ verdwijnt hier en daar. Waar de melodie eerst nog louter binnen de vrouwenbeweging in omloop was, overstijgt ze nu die kring en wordt ze ook door andere groeperingen en voor andere doeleinden dan vrouwenstrijd ingezet – allemaal ontwikkelingen die het intertekstuele verband zwakker maken. De thema’s die aangesneden worden in nieuwe teksten op de melodie, hebben echter zonder uitzondering betrekking op ongelijkheid, onrechtvaardigheid en/of arbeidsproblematiek. De feministische associatie verdwijnt, maar de socialistische is vooralsnog blijvend. Morgen zien we hoe het de melodie verder vergaat.
Dit is het vierde artikel uit een reeks van Carmen Verhoeven over de geschiedenis van de melodie ‘O lio lio la’. Het eerste artikel start met een reis terug in de tijd, naar de rijstvelden van de Povlakte omstreeks 1880. Het tweede artikel leidt naar Antwerpen, oktober 1974. Vrouwenbewegingen in de Lage Landen worden bezocht in het derde artikel. Het besluit van deze leesreis volgt in het vijfde artikel.
Carmen Verhoeven (1993) rondt momenteel de onderzoeksmaster Nederlandse Literatuur en Cultuur aan de Universiteit Utrecht af met een thesis over strijdliedcultuur in diachroon perspectief. Daarnaast is ze als docent Literatuurgeschiedenis verbonden aan de Koningstheateracademie en werkzaam als transcribent in het NWO-project Language Dynamics in the Dutch Golden Age aan de Universiteit Utrecht, als assistent redactiecoördinatie bij Prelum en als assistent bureauredactie bij het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde.