Het was de term ‘ecoterrorist’ die mijn aandacht trok. De Kat, mijn lievelingsserie uit de jaren zeventig, uitgezonden door de zeker toen nog erg gezagsgetrouwe Vlaamse openbare omroep, ging over een ecoterrorist? De anonieme, zich als The Belgian Bear identificerende auteur van de introtekst bij de reeks op de Internet Movie Database zegt er meteen bij dat het woord ‘ecoterrorist’ toen nog niet bestond maar naast de kwestie is zijn beschrijving niet. Alleen: voor de activiteiten waaraan de Kat zich overgaf werd toen het woord ecotage gebruikt – een samentrekking van ‘ecologie’ en ‘sabotage’ die in zowel de Amerikaanse, Engelse als Nederlandse media veelal positief of toch minstens met begrip werd ingezet.[1] Het hoofdpersonage van deze jeugdklassieker doet inderdaad aan sabotage en richt zich tegen hebzuchtige industriëlen die het milieu om zeep helpen. Dat deze beschrijving in mijn hoofd even tot een semantische kortsluiting leidde (een jeugdserie met als held een terrorist?) zegt veel over hoe zowel begrippen als gedragingen vandaag heel anders geconnoteerd zijn dan vijftig jaar geleden. De Kat biedt ons dan ook een unieke inkijk in het zich razendsnel ontwikkelende milieubewustzijn uit de vroege jaren zeventig.

Productie

De Kat kwam vanaf woensdagmiddag 17 januari 1973 dertien weken lang op antenne en het zou een zoveelste succes worden voor het duo Bert Struys (regisseur) en Rik Van den Abeele (producer) dat in die jaren ook tekende voor Vlaamse klassiekers als Kapitein Zeppos (1964-1969), Johan en de Alverman (1965-1967), Axel Nort (1966-1967), Fabian van Fallada (1969-1970) en Keromar (1971). Het scenario – in samenwerking met Johanna Nas ook herwerkt tot een tweedelige novelization – was van Louis De Groof (1913-1996) die eerder ook Zeppos, Nort en Keromar had bedacht.

Inspiratie voor De Kat kwam welhaast zeker uit de Verenigde Staten alwaar sinds de late jaren zestig een anonieme man – postuum geïdentificeerd als James F. (Jim) Phillips – ten strijde trok tegen de vervuiling van de rivier Fox in de buurt van Chicago. Lange tijd was hij vooral een lokaal fenomeen, maar op 14 november 1970 berichtten zowel de International Herald Tribune als De Volkskrant over een onbekende man die ginds door zijn ‘éénmansguerilla’ zo populair was geworden dat plaatselijke studenten hem waren gaan vereren ‘als een ecologische Che Guevara’. De kranten noemden daarbij ook acties die concreet in De Kat zouden voorkomen. De vermomming van The Fox (een donkere bril en een overall) was, anders dan die van de Kat, heel alledaags. In het jaar waarin De Kat in productie ging verscheen in Lombard (Illinois) echter ook het op recyclagepapier gedrukte stripverhaal Tales of the Fox, Pollution Fighter (Levine & Oates 1972), waarin de ecologist een superheldenstatus en -vermomming kreeg. Deze underground comic kan de Vlaamse productieploeg welhaast zeker niet bereikt hebben, maar persberichten over hoe de man met ‘Go Fox – Fight Pollution’-stickers van vossen zijn daden opeiste wellicht wel (The Aurora Beacon News 23/12/1970).[2] Een vos zou – in het land met een rijke Reynaert-traditie – ook in Vlaanderen goed gewerkt kunnen hebben, maar de tv-makers verkozen een kat, een dier dat zich door haar lenigheid perfect leent tot visueel interessante halsbrekende toeren.

De opnamen van De Kat begonnen in mei 1972. Naar laaglandse normen sprak er een bovengemiddelde ambitie uit de productie. De eerste weken zou er in eigen land worden gefilmd (vooral in het opmerkelijk modernistische Studiecentrum voor kernenergie van Mol), maar tijdens de vakantiemaanden juli en augustus trok de ploeg, een groep schoolkinderen inbegrepen, voor 45 dagen naar Carpentras in de Vaucluse in Frankrijk. Een forse investering met steun van de Raad van Beheer van de omroep die, zoals Gazet van Antwerpen goedkeurend opmerkte, had ‘ingezien dat het een erezaak is eigen jeugdfeuilletons te maken wat dan toch ook een niet te onderschatten bijdrage is voor de Vlaamse ontvoogding’ (11/09/1972). Trouwe kijkers van de Vlaamse jeugdseries – en dat waren er miljoenen, in binnen- en vaak ook buitenland – zouden die Franse setting kunnen herkennen, want ook de vorige jeugdreeks van Struye/Van den Abeele, Het zwaard van Ardoewaan (uitgezonden in het najaar van 1972), was deels in Carpentras opgenomen. Het dramatische landschap in de Vaucluse leende zich uitstekend voor de talrijke actiescènes, veelal achtervolgingen waarbij de knokploeg van industrieel Oskar Dias’ bedrijf Afval vruchteloos jacht maakt op de Kat, een gemaskerde, in een nauwsluitende groene Batman-achtige bodysuit gehulde milieuactivist. Die Batman-referentie was door de makers ongetwijfeld bedoeld, al zou dit Vlaamse creatuur wellicht geen partij zijn voor de Amerikaanse superheld. De Kat is weliswaar snugger en atletisch (hij kan polstokspringen, is een evenwichtskunstenaar en een uitstekend duiker en zwemmer), maar dat hij zijn tegenstrevers telkens te slim af is, dankt hij toch ook aan de volstrekte onnozelheid van de leden van Dias’ knokploeg.

Dramaturgie

Che Guevara mocht dan al enorm populair zijn bij de Westerse jongeren, een referentie voor een Vlaamse jeugdserie kon deze communistische guerrillero in de vroege jaren zeventig natuurlijk niet zijn. Een jonge, in De Volkskrant geciteerde lezeres van een reportage over The Fox in Newsweek deed de Vlaamse omroep echter een meer dan aanvaardbaar alternatief aan de hand: ‘Het romantisch denkbeeld van een Robin Hood-achtige kampioen voor een schoon milieu is enorm boeiend. Als de vervuilers rustig het mensdom en alles wat het geleerd heeft lief te hebben vermoorden, waarom zouden we hun dan niet, net als de Vos, in het geheim wat van hun vuil terugbezorgen?’ (14/11/1970) Toen de BRT in 1972 via persberichten de productie van de serie aankondigde, noemde de omroep de Kat systematisch een ‘Robin Hood-achtige figuur’ (Trouw 28/4/1972; Gazet van Antwerpen 13/05/1972 en 11/09/1972); die vergelijking maakte het mogelijk dat de Kat de wet overtrad zonder een echte misdadiger te worden. Robin Hood staat aan de kant van het volk en geldt in de Westerse cultuur al eeuwenlang als een sympathieke outlaw. Dat Disney in 1973 de langspeelfilm Robin Hood maakte, zegt allicht genoeg: dit was een gezond verhaal, iets waar ouders en opvoeders zonder voorbehoud kinderen aan konden blootstellen.[3] De pr-strategie had succes: media bleven de Robin Hood-vergelijking gebruiken wanneer ze begin 1973 de eerste aflevering van De Kat aankondigden (Gazet van Antwerpen 17/01/1973). Nadat het succes van de serie ook de Nederlandse pers bereikte, interviewde het Limburgs Dagblad Bob Davidse, de legendarische nonkel Bob die verantwoordelijk was voor de jeugduitzendingen van de Vlaamse omroep. Wanneer de journalist vraagt of de Kat begrepen moet worden als een soort Superman noemt Davidse dat een ‘verkeerde vergelijking’ en grijpt ook hij meteen terug naar de pr-framing van een jaar eerder: ‘De kat is veeleer een Robin Hood. Hij streeft het goede na op een eerder grappige manier; het gaat meer om “plagen” dan om “aanvallen”’ (28/03/1973).

De eerste actie van de Kat valt zeker binnen dat kader te begrijpen: hij giet een emmer modder uit de zwaar vervuilde Hollebeek uit in het kantoor van fabrieksbaas Dias, maar is zo goed eerst een krant van diens bureau te nemen om de smurrie op te vangen en zo het tapijt te beschermen.[4] Bij die streek blijft het echter niet. Om verdere vervuiling van de Hollebeek tegen te gaan sluit de Kat de afvoerpijp af, waardoor de productie in de fabriek acuut in het gedrag komt – een ingreep die voor het bedrijf ook financiële gevolgen heeft.[5] In latere afleveringen zullen hij en/of zijn steeds vaker ook in katvermomming optredende medestanders onder meer een installatie saboteren waardoor giftige rook in het luchtverversingssysteem van Dias’ bedrijf terechtkomt,[6] schriftvervalsing en huisvredebreuk plegen, een vluchtauto en documenten stelen, de elektriciteit in Dias’ kantoren uitzetten waardoor mensen vast komen te zitten in een lift en slaat de Kat zelf een lid van de knokploeg met een forse tik buiten westen. Zijn tegenstrevers zijn natuurlijk evenmin watjes. Zij gijzelen mensen alsof dat tot de dagelijkse zakenpraktijk hoort en pakken verdachten op en eigenen zich het recht toe alibi’s te controleren als waren ze een officiële ordedienst.

De Kat zoekt de grenzen van de wet op, maar politie of recherche krijgen we in de reeks niet of nauwelijks te zien. Dias heeft zoals gezegd zijn eigen knokploeg en de Kat gebruikt de politie als een soort tussenpersoon om een door hem gekidnapt en voor de gelegenheid eens te meer in een kattenpak gestoken knokploeglid terug aan Dias te bezorgen. Dias zelf schakelt liever niet de politie in, hopend zijn conflict met de Kat buiten de media te houden (hij spreekt expliciet over een ‘doofpot’). De Kat beseft echter – geheel in lijn met The Fox en de eerste generatie Greenpeace-activisten die in deze jaren voor het eerst krantenkoppen haalden – dat een ideologische strijd alleen in de openbaarheid gewonnen kan worden. Hij brieft dus zelf de media en zijn Hollebeekacties halen zowat alle Vlaamse kranten. ‘Die beroerling zorgt voor zijn eigen publiciteit,’ verzucht Dias geërgerd wanneer hij de voorpagina’s ziet, alsof dat de Kat nog crimineler maakt. Het maakt hem in elk geval gevaarlijker, want zijn grootste specialiteit is wellicht – alweer: geheel in lijn met de wetten van het mediatijdperk dat zich in dit decennium volop ontwikkelde – branding. Zijn vermomming, het kattenlogo dat hij achterlaat op stickers, ballonnen, olievaten en vlaggen waarmee hij zijn aanwezigheid en het feit in de verf zet dat hij zijn tegenstanders weer eens te vlug af is geweest… het draagt net als de stickers van The Fox allemaal bij aan de mythevorming rond de figuur van de Kat. The medium is the message, volgt de Kat mediawetenschapper Marshall McLuhan vrij letterlijk; het houten luik waarmee hij de beek afsloot beschilderde hij met een pestend-knipogend kat-logo, maar ook met een vis en een zonnebloem. Door de beek te vrijwaren van verdere vervuiling hoopte hij immers deze specimen te redden.[7]

Deze vorm van buitenparlementair activisme hoort bij de vroege geschiedenis van de milieubeweging (Cramer 1989), maar uiteraard ook bij de tegencultuur uit de jaren zestig die met De Kat de mainstream van de Vlaamse kindertelevisie had bereikt. Die tegenculturele energie blijkt ook uit de keuze van Kat-medestander Karin voor ecologisch tuinieren (‘ik win groenten zonder scheikundige meststoffen en zonder besproeiingen. De groenten zien er niet zo goed uit als die je in de winkel kan krijgen, maar het is gezond, eerlijk en heerlijk voedsel. Het heeft pit en smaak’), maar het is ondanks het eigenmachtig optreden van de Kat en zijn bentgenoten een softe variant. Hun wereld is er een van pratende tuinkabouters en ravottende kinderen – de Rote Armee Fraktion is veraf.

De belangrijkste plotlijn van de serie betreft de strijd van de Kat tegen Dias’ vervuilende praktijken en voor de vrijwaring van huizen die ingepalmd dreigen te worden door de industrie, maar dat maakt het titelpersonage nog niet tot een prototypische, hippie-achtige groene jongen. De talrijke achtervolgingsscènes waarin de milieuactivist zijn tegenstanders letterlijk of figuurlijk tegen elkaar laat lopen boden de jeugdige kijker comic relief, maar ook een tegenstrijdige boodschap. In de vierde aflevering maakt de Kat een van de knokploegauto’s onklaar. Wanneer de gefrustreerde mannen de motorkap openen, blijkt hij een boodschap achtergelaten te hebben: ‘een motor die niet werkt is een schone motor’. Voorzeker een ecologische waarheid, maar wel eentje die meer dan op gespannen voet staat met het feit dat de Kat zelf een enthousiast gebruiker is van gemotoriseerde voertuigen. Zijn signature vehikel is een hippe, goudkleurige jeep, een soort Catmobile, waarmee hij behendig langs slomere auto’s en afrasteringen manoeuvreert. De Kat maakt ook gebruik van een al even wendbare motorfiets, een klein vliegtuig en – onder meer om de knokploeg via valschermen met stinkbommetjes (sic) te bestoken – een telegeleid vliegtuigje. Toen een jonge kijker de BRT attent maakte op deze, volgens hem, onlogische handelswijze vond Bob Davidse dat een ‘leuke’ reactie (Limburgs Dagblad, 28/03/1973). Deze jongen had allicht een dieper inzicht in de ecologische problematiek dan de makers.

De Kat is weliswaar een idealistische activist, maar bovenal toont hij zich een pragmaticus. Concrete veranderingen streeft hij na (Dias moet zijn zuiveringsinstallatie gebruiken en inzetten op recyclage van plastic), maar geen volledige transformatie van de economie, laat staan een fundamentele om-denking van de plaats van de mens in de natuur. Zoals zijn voorliefde voor motorvoertuigen al duidelijk maakte, ziet hij de moderniteit niet als een probleem, maar als een deel van de oplossing. Milieubescherming gaat per definitie over de toekomst, maar vaak wordt het begrepen – of zelfs gepostuleerd – als iets wat alleen maar kan slagen door terug te keren naar (manieren van leven en werken uit) het verleden. Voor de Kat echter zijn vooruitgangsgeloof en ecologie volstrekt compatibel. ‘In de wereld die u vlijtig mee naar de bliksem helpt,’ oreert hij tegen Dias, ‘zult u zelf ook nog moeten leven. En uw dochter en de kinderen van uw dochter. Alles staat op het spel. Er zal wat moeten veranderen of we creperen. U verzet zich tegen de vooruitgang en alleen maar om te houden wat u hebt. Dat is kortzichtig en misdadig.’ Tijdens een latere confrontatie zet hij zijn tegenstrever weg als een conservatief: ‘Als u wacht tot u bij de wet verplicht wordt over te gaan naar een productie die de natuur niet aantast, dan mist u de bus. De toekomst is voor hen die vooruit durven te kijken’. Van Dale zou ‘ecomodernisme’ pas in november 2018 toevoegen aan het lexicon, maar de Kat was er een halve eeuw geleden al een pleitbezorger van.

Context

Aangezien hij een betere omgang met het milieu presenteerde als een onvermijdelijke vorm van vooruitgang zal de Kats strijd niet erg controversieel zijn geweest. De publieke opinie deelde bovendien zijn zorgen. In de zomer van 1969 had massale vissterfte in de Rijn dagenlang de voorpagina’s beheerst. In 1970 toonde maar liefst 96.2% van de Nederlandse bevolking zich voorstander van strengere maatregelen tegen vervuiling (Cramer 1989, 35); hoewel Belgie op dat moment een minder breed gedragen traditie van milieuconservering kende, is het niet waarschijnlijk dat de bevolking er in dat opzicht heel andere opvattingen op nahield. Negen dagen nadat de eerste aflevering van De Kat werd uitgezonden trad met Jos De Saeger in het kabinet Leburton overigens de eerste Belgische minister van Milieu aan (Jos Stuyt was hem in Nederland anderhalf jaar eerder voorafgegaan met die bevoegdheid, in het eerste kabinet Biesheuvel).

Hoezeer De Kat ook paste in de opvoedkundige kindercultuur van die jaren, bewijzen twee Suske en Wiske-albums, De toornige tjiftjaf (in boekvorm uitgegeven in 1971) en De boze boomzalver, voorgepubliceerd in De Standaard en Het Nieuwsblad van 9 mei tot 19 september 1972 (tijdens de productie van De Kat, met andere woorden).[8] In beide strips geeft Lambik zich over aan ecotage: in de eerste terroriseert hij vogeljagers, in de tweede industriëlen die hij vervolgens opsluit en ecologisch verantwoord brainwasht en tot een welhaast maoïstische zelfkritiek dwingt.

Ook internationaal dreef De Kat mee op een brede golf. Het is niet overdreven te beweren dat aandacht voor de verstoorde relatie tussen mens en milieu hét onderwerp van 1972 was. ‘Je kunt haast geen krant opslaan of televisie bekijken of je hoort wel het woord ecologie,’ noteerde Tubantia op 18 augustus van dat jaar en wie vandaag binnen- en buitenlandse media-archieven doorploegt, komt al snel tot dezelfde conclusie. De belangrijkste reden voor deze explosie aan aandacht was de publicatie van The Limits to Growth, een rapport gemaakt in opdracht van de Club van Rome waarin wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology met behulp van computers verschillende toekomstscenario’s hadden doorgerekend en telkens tot de slotsom kwamen dat de planeet een immer groeiende (en dus ook meer grondstoffen vergende en vervuiling veroorzakende) economie niet kon dragen. Tot woede en wanhoop van vooruitgangsoptimistische wetenschappers in Nature, op economische en technologische groei gefixeerde media als The Economist en de kritische Nederlandse futuroloog Fred Polak, trok het rapport de aandacht van wereldleiders allerhande en al snel verschenen er vertalingen in onder andere het Chinees, Japans, Koreaans, Perzisch, Pools en (in Brazilie) het Portugees en werden er debatten en congressen aan gewijd. Alleen al van de Nederlandse vertaling Grenzen aan de groei werden in enkele weken 200.000 exemplaren verkocht (Mansholt 1972). Het rapport had duidelijk een gevoelige snaar geraakt.

In de Nederlandse milieugeschiedenis was 1972 dus evenzeer een sleuteljaar. Tien jaar na het baanbrekende Silent Spring van Rachel Carson verscheen naast de bestseller Grenzen aan de groei dat jaar onder impuls van de Raad voor Milieudefensie (RMD) een tiental boeken over de kwestie, zowel vertalingen van veelbesproken Amerikaanse titels als The Closing Circle van Barry Commoner (in het Nederlands: Overleven we dit? met groot op het achterplat: De jaren ’70 – uw laatste kans om Nederland leefbaar te maken!), als een Gids voor een milieubewust leven en een Handboek voor vervuild Nederland. De RMD begon dat jaar ook een eigen tijdschrift, MilieuDefensie, gedrukt op de eerste 3000 kilogram in Nederland gerecycleerd papier. Het eerste (dubbel)nummer was een Nederlandse bewerking van de veelbesproken Blueprint for Survival die het Engelse tijdschrift The Ecologist in januari 1972 had uitgebracht, een alarmerend technisch manifest, ondertekend door tientallen wetenschappers.

Edward Goldsmith, drijvende kracht achter The Ecologist, nam in het begin van de zomer van 1972 in Parijs deel aan een panelgesprek ‘Écologie et Révolution’ van Le Nouvel Observateur, samen met onder meer de Nederlandse voorzitter van de Europese Commissie Sicco Mansholt, het filosofische geweten van de tegencultuur Herbert Marcuse, en de Franse socioloog Edgar Morin die in de Nouvel Observateur-uitgave La dernière chance de la terre 1972 had uitgeroepen tot het eerste jaar van de ecologische tijdrekening. Het meest opmerkelijke aan dit debat was wellicht dat ook de machtigste deelnemer, Mansholt, de verwoesting van de planeet expliciet in verband bracht met het kapitalisme en de nooit aflatende zucht naar winst.

Ecologie werd in de samenleving volop bediscussieerd, maar in de kunsten gebeurde dit vooralsnog slechts mondjesmaat. De sf-verhalen van onder andere Ursula K. Le Guin en de Beatgedichten van Gary Snyder zijn vroege voorbeelden, naast sommige vormen van Land Art of de hit ‘Laat ons een bloem’ van Louis Neefs (vgl Buelens 2018, 317-318). In het jaar waarin De Kat op tv kwam, ging ook Wat een planeet van Annie M.G. Schmidt in première, een musical waarvan het titellied het rapport van de Club van Rome op rijm leek te zetten:

We gaan d’r an
Zeggen de computers
Wij
En onze tegenvoeters
De olie uitgeput
Het gas fini
Allemaal op
De energie
En ook de kringloop
Is verstoord
Het is voorbij
Met de menselijke soort
Een ramp
Op wereldschaal
En ’t is ook nog mijn schuld allemaal

(Schmidt 2007, 391-392)

Geen boodschap die je kinderen kon aandoen, natuurlijk. De Kat zou dan ook een veel optimistischer geluid laten horen, waarin (net als in De boze boomzalver) industriëlen werden overtuigd hun manier van denken en werken aan te passen en daarnaast kinderen werden aangespoord actie te voeren om minder afval te produceren en volop bij te dragen aan nieuwe vormen van recyclage. En dat laatste was ook de boodschap van een nieuwe kinderserie die enkele weken na de eerste aflevering van De Kat op de BBC verscheen: The Wombles, een stop motion serie naar het werk van Elisabeth Beresford over ondergronds levende wezentjes die menselijk afval recycleren.

Boodschap

Van plastic soup was in de jaren zeventig nog lang geen sprake, maar toch werd in 1972 onder meer in Hilversum en Antwerpen betoogd tegen plastic (De Volkskrant 05/04/1972; Gazet van Antwerpen 30/10/1972). Ook in De Kat draait het doorlopend om de ecologische gevolgen van dit product dat nog maar enkele jaren eerder als een wonder van scheikundig vernuft was binnengehaald, ook door de artistieke elite. Wanneer ze op excursie een grote stapel plastic flessen zien liggen maakt lerares Karin de schoolkinderen duidelijk dat zwerfvuil opruimen maar een halve oplossing is: ‘[plastic] verpakking vergaat niet. En de berg vuilnis wordt alsmaar groter’. Nu het milieuprobleem zich voor hun eigen ogen manifesteert, raken Karins eigen kinderen Patrick en Katja helemaal begeesterd. Ze richten De Club van de Kat op en willen alle lege flessen terug naar de winkel brengen en als ze boodschappen doen extra opletten producten zonder of met recycleerbare verpakkingen te kopen. Vanaf die aflevering speelt ook een uitvinding van de scheikundige Vincent een grote rol in het verhaal: hij ontwikkelde een nieuw soort kunststof die wel vergaat. Dias beschouwt dit als een groot gevaar voor zijn bedrijf en hij roept zijn collega’s bedrijfsleiders op er alles aan te doen te voorkomen dat dit product industrieel zou worden toegepast. In de slotaflevering zal Dias zijn verzet opgeven en lijkt ook hij gewonnen voor de goede zaak. In de tussentijd moeten de Kat en ook de kinderen van de Club van de Kat echter nog een reeks zielen winnen.

Wanneer ze samen met Dias’ vrouw Nellie de oogst van hun lege-flessen-oprapen-actie bij de lokale groothandelaar gaan afgeven, begrijpt de man niet wat deze kinderen bezielt: ‘het zijn wegwerpflessen!’ Maar dat is dus net het probleem. De kinderen en Nellie willen dat hij de flessen terugstuurt naar de fabriek. ‘Dat kost een hoop geld en tijd, mevrouw,’ pruttelt hij tegen. Nellie geeft hem geen ongelijk, maar wijst op een veel urgentere waarheid: ‘het zal ons allemaal moeite en geld en tijd kosten om deze wereld terug een beetje bewoonbaar te maken’. Waar de dikke sigaren rokende Dias past in de karikatuur van de bad guy, markeert deze scène met de groothandelaar wellicht het meest kritische moment van de hele serie. De kinderen gaan hier immers in tegen een van de geloofspunten van het 20ste eeuwse kapitalisme dat weggooien als een teken van welstand en vooruitgang was gaan presenteren (Bonneuil & Fressoz 2017, 157-8).

Die nadruk in De Kat op recyclage paste mooi in de wending die het ecologische debat door de publicatie van Grenzen aan de groei aan het nemen was. Naast de bestrijding van lucht- en watervervuiling werden hergebruik en het verminderen van consumptie belangrijke doelen van de milieubeweging. Eenvoudig zou die strijd niet worden, besefte de Kat. Een mentaliteitswijzing was immers bij iedereen nodig, niet alleen bij industriëlen als Dias: ‘Ze maken ons met hun reclame wijs dat we dingen nodig hebben die we best kunnen missen. Zij en wij, we moeten allemaal leren dat het anders kan. En moet’.

De boodschap was niet mis te verstaan. De wereld zoals die zich na de Tweede Wereldoorlog had ontwikkeld, was ontspoord. In Wij, heren van Zichem (1969-1971), de populairste reeks voor volwassenen die de BRT in deze periode uitzond, zat milde kritiek op de uitwassen van de moderne tijd, maar die serie speelde zich in de jaren twintig af en verwees enkel via omwegen naar actuele problemen (Buelens 2020). De Kat was veel explicieter en de reeks kon door haar welhaast James Bond-achtige voorliefde voor technische gadgets ook nergens van nostalgie worden beschuldigd.

In de novelization vatte de Kat de hele kwestie samen met een ruimte-metafoor die in dit tijdperk van maanlandingen en andere Apollomissies de milieustrijd alleen maar moderner maakte: ‘Je kunt onze aardbol eigenlijk het best met een ruimteschip vergelijken. De zuurstof, het voedsel, de energie en het materiaal zijn er beperkt, net als op aarde. Daarom wordt er in een ruimteschip ook nergens roekeloos mee omgesprongen. Er mag niets verloren gaan. Zo moeten wij ook leren leven.’ (De Groof 1973b, 111-112)[9] In de laatste aflevering van de tv-reeks maakt de Kat het heel concreet: ‘wat we nodig hebben is een energiebron die geen zuurstof verbruikt en geen schadelijk afval of gassen achterlaat’. Vincent-de-uitvinder is het helemaal met hem eens: ‘We moeten radicaal anders gaan denken’. Ook Nellie valt hem bij: ‘Dat zal geld, moeite en vooral veel tijd kosten’. Waarop de goedmoedige vrijbuiter Bruno de les nog even samenvat: ‘Intussen moeten wij ervoor zorgen dat de aarde niet verder verknoeid wordt’. Dat vervolgens zoontje Patrick zich vermomt als de Kat, maakte aan de kijkertjes duidelijk dat voor de redding van de wereld de kinderen aan zet waren. Maar dat Patrick in de slotbeelden aan de leider van de knokploeg weet te ontkomen door weg te vliegen in een soort luchtballon die bestond uit tientallen ballonnen-met-Kat-logo is, gezien onze huidige fobie voor ballonnen, van een afgrondelijke ironie. De strijd zou inderdaad moeilijker worden dan gedacht.

 

(met dank aan Gert Meesters, Leonard Rifas, Evelyne Shamier, Rik Spanjers en Wim De Jonge)

Noten
[1] De term ecotage kwam volgens de Oxford English Dictionary al in 1971 voor in een Canadese krant; een jaar later verscheen het boek Ecotage – een bundeling van door de milieugroepering Environmental Action gevraagde voorstellen om met spectaculaire acties de aandacht op milieukwesties te trekken. Of zoals de samenstellers het zelf, zonder eufemisme, uitdrukten: ‘various tactics for harrassing polluters’ (Love & Obst 1972, 13). Na de publicatie van de roman The Monkey Wrench van Edward Abbey (1975) wordt in het Engels ook ‘monkeywrenching’ gebruikt als aanduiding voor geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid en sabotage door milieuactivisten. Volgens de OED komt het woord ‘eco-terrorism’ voor het eerst in het geschreven Engels voor in een Canadese krant uit 1980, maar in de betekenis waarmee het woord van toepassing zou kunnen zijn op De Kat wordt het eigenlijk pas vanaf de jaren negentig frequent gebruikt. De OED geeft als eerste betekenis dan ook niet ‘violence, sabotage, or intimidation perpetrated with an environmental motive’, maar ‘the action of causing (large-scale) environmental damage’, een activiteit die onder meer naar aanleiding van Amerikaans gifgebruik tijdens de Vietnamoorlog sinds de late jaren zestig ook als ‘ecocide’ werd omschreven. Aanvankelijk worden dus niet organisaties als Greenpeace met de term ‘eco-terrorists’ aangeduid (‘eco warriors’ worden hun activisten in de pers genoemd, naar het beroemde Greenpeace-schip Rainbow Warrior dat in 1985 door de Franse veiligheidsdiensten tot zinken werd gebracht, maar ook naar de heldenmoed die met hun acties gepaard gaat); het zijn walvisjagende en ivoor- en bontverhandelende natiestaten zoals Japan, of de Iraakse leider Saddam Houssein die tijdens de eerste Golfoorlog olievelden in brand steekt, die met de term ‘eco-terrorism’ in de strafbank worden gezet.
[2] Zie over The Fox ook Hoekstra 2001, Martin 2001 & Nowak 2020, 64-70 of deze podcast met getuigenissen van een neef en een nicht die met hem samenwerkten.
[3] Disney koos voor de titelrol in Robin Hood overigens een vos.
[4] Kat-voorbeeld The Fox deed die moeite niet. Volgens een door de International Herald Tribune geciteerd bericht van het magazine Newsweek kieperde hij ‘a can containing 50 pounds of raw sewage’ uit op de vloer van de onthaalruimte (14-15/11/1970).
[5] Ook deze actie kwam uit het repertoire van The Fox: ‘A sewage pipe carrying sudsy contaminants from an Illinois factory into the once-beautiful Fox River is suddenly blocked by an elaborate constructed bulkhead. A handwritten note left at the scene reads: “The Fox.”’ (idem).
[6] Hier vond ik vooralsnog geen contemporaine Fox-bron voor die de Vlaamse tv-makers gekend zouden kunnen hebben, maar een recente beschrijving klinkt niettemin erg gelijkaardig: ‘He smuggled a cap onto the local aluminum foundry’s chimney, filling the building with smoke’ (Nowak 2020, 67).
[7] The Fox verzorgde op gelijkaardige wijze zijn pr: ‘One of his first stunts was to plug a culvert, which forced waste to back up into the Armour-Dial plant. Before leaving the scene, he quickly drew the face of a fox on the cover of the drainpipe.’ (Hoekstra 2001)
[8] Ook de andere razend populaire Vlaamse stripreeks Jommeke trekt in deze periode met De vruchtenmakers (1973) en De grasmobiel (1974) de ecologische kaart.
[9] Het beeld ‘Spaceship Earth’ had in 1966 bekendheid gekregen door een lezing van Kenneth Boulding en een gelijknamig boek van Barbara Ward. In opdracht en ter voorbereiding van de allereerste VN-milieuconferentie in Stockholm maakte Ward in 1972 samen met René Dubos een documentaire Survival of Spaceship Earth, waardoor de vergelijking nog aan bekendheid won.

Bronnen
Bonneuil, Christophe, en Jean-Baptiste Fressoz. The Shock of the Anthropocene: The Earth, History, and Us. Londen; Brooklyn, NY: Verso, 2016.
Buelens, Geert. De jaren zestig: een cultuurgeschiedenis. Amsterdam: Ambo/Anthos, 2018.
Buelens, Geert. ‘“En wij zijn hier”: Traditie, moderniteit, nationalisme en mercantilisme in en rondom “Wij, heren van Zichem”’. Spiegel der Letteren 62, nr. 2 (2020): 105–42.
Carson, Rachel. Silent spring. 25th anniversary ed. Boston: Houghton Mifflin Co, 1987.
Commoner, Barry. Overleven we dit? Onder redactie van Raad voor Milieudefensie. Amsterdam: Elsevier, 1972.
Cramer, Jacqueline. De groene golf: geschiedenis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging. Utrecht: Van Arkel, 1989.
Dieren, Wouter van, red. Handboek voor vervuild Nederland. Amsterdam: Elsevier, 1972.
Groof, Louis De, De Kat. Antwerpen, Utrecht: Standaard Uitgeverij, 2 delen, 1973a en 1973b.
Hoekstra, Dave. ‘Who Was That Masked Man?’. Chicago Reader, 6 december 2001.
Love, Sam, en David Obst. Ecotage. New York: Pocket Books, 1972.
Martin, Douglas. ‘James Phillips, 70, Environmentalist Who Was Called the Fox’. The New York Times, 22 oktober 2001.
Mansholt, Sicco, ‘Le grand problème est de savoir si sept milliards d’hommes peuvent vivre sur notre planet’. Le nouvel Observateur, nr. 397, 19 juni 1972, 11.
Meadows, D. et. al., Rapport van de club van Rome. De grenzen aan de groei. Utrecht: Het Spectrum, 1972.
Nowak, Peter. The Rise of Real-Life Superheroes and the Fall of Everything Else. Madeira Park, BC: Douglas & McIntyre, 2020.
Oates, Lou, & Sol Levine. Tales of the Fox, Pollution Fighter. Lombard, Ill.: Fox Comix, 1972.
Polak, Frederik Lodewijk. De Contra-club van Rome: Historische lessen en hoopvolle perspectieven. Elsevier paperbacks voor de jaren ’70. Amsterdam: Elsevier, 1972.
Schmidt, Annie M.G. Zeur niet! (red. Henk van Gelder). Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2007.
The Belgian Bear. ‘Storyline De Kat. IMDb.com.
Vandersteen, Willy. De boze boomzalver. Antwerpen; Utrecht: Standaard, 1973.
Vandersteen, Willy. De toornige tjiftjaf. Antwerpen: Standaard, 1971.
Afbeeldingen
– Screenshots varia uit afleveringen 1-13 van De Kat, ontleend aan het VRT-aanbod ‘Kijk en luister’ via VRT NU.
– Sticker door James F. Phillips, ‘A bright-orange sticker created and distributed by James F. Phillips, known as “The Fox”, for one of his direct action environmental activism campaigns against Armour Dial (Henkel Corporation)’ via Wikimedia Commons.

 


Geert Buelens doceert in Utrecht een cursus over de klimaatcrisis in de Nederlandstalige literatuur en cultuur. Zijn boek De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis (2018) schetst onder meer het ontstaan van de tegencultuur en het begin van de activistische milieubeweging. Over televisieseries schreef hij begin deze eeuw voor het Nieuw Wereldtijdschrift, in 2017 voor De Reactor en in 2020 voor Spiegel der Letteren en Leest.

Geert Buelens is hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht en gasthoogleraar in Stellenbosch.