Vrouwenstaking op 30 maart 1981 in Amsterdam. Foto door Maya Pejic © – bron: Collectie IAV-Atria

 

“Nee, kijk. Er is een marskoor en een podiumkoor. Het podiumkoor treedt echt op, op een podium dus, terwijl het marskoor meeloopt zodat je ook kunt meezingen. Ze zingen dezelfde liedjes, maar de arrangementen van het marskoor zijn veel gemakkelijker. Dus zing maar gewoon mee, de vorige keer waren er ook echt superveel zangers en muzikanten, dat was echt leuk!” Het is vrijdag 27 september 2019 en ik zit in de trein naar de Koninklijke Bibliotheek. Ik vang de woorden op van een vrouw die aan de andere kant van het gangpad in de vierzits heeft plaatsgenomen en die, samen met een bekende van haar, zonder twijfel onderweg is naar de klimaatdemonstratie in Den Haag.

Dat er op demonstraties gezongen wordt is niet nieuw. Sociale bewegingen zijn in de geschiedenis eigenlijk altijd ondersteund en versterkt geweest door muziek. Wanneer in de jaren zeventig verschillende activistische sociale bewegingen het licht zien, ontluikt eveneens de strijdzang. Doorheen heel Nederland worden tientallen nieuwe strijdkoren en straatmuziekgroepen opgericht, waarvan er enkele nu nog bestaan. Vooral in grote (studenten)steden tiert de strijdliedcultuur in de jaren zeventig en tachtig welig. De collectieven presenteren zich vooral bij verschillende acties, demonstraties en manifestaties – op eigen initiatief dan wel op uitnodiging – maar worden tevens dikwijls door een politieke organisatie of vakbond gevraagd om een evenement muzikaal op te luisteren.

Eén van de evergreens in de jaren zeventig en tachtig is ‘O lio lio la’, of eigenlijk: de melodie van ‘O lio lio la’. Een procedé dat binnen de algemene strijdmuziekcultuur sinds oudsher gangbaar is en ook in de Nederlandse jaren zeventig en tachtig zeer frequent voorkomt is namelijk het vervaardigen van een nieuwe, activistische tekst op een reeds bestaande en dikwijls bij menigeen bekende melodie; in muziektermen ook wel een contrafact genoemd. Op die manier kan de demonstrerende en actievoerende massa een lied gauw meezingen. ‘O lio lio la’ heeft bovendien slechts twee akkoorden – die zich steeds in hetzelfde tempo afwisselen – en tussen het couplet en het refrein zit nauwelijks een muzikaal verschil. Deze factoren maken het lied gemakkelijk memorabel én meezingbaar.

In verschillende onderzoeken naar premoderne politieke liedcultuur wordt verondersteld dat de keuze voor de melodie van een nieuw lied vrijwel nooit een willekeurige is. De herkenbaarheid en gemakkelijkheid van een melodie kunnen bij de keuze een rol spelen, maar zijn doorgaans niet de enige redenen om voor een bepaalde melodie te kiezen: ook de ontstaanscontext van een lied kan een reden zijn om aan dat lied de melodie te ontlenen. Een contrafact kan in zo’n geval opgevat worden als een vorm van intertekstualiteit: de melodie van een bestaand lied wordt uit haar oorspronkelijke context gekopieerd en gaat dienstdoen in een nieuwe context. Zij verliest daarbij de sporen van en associatie met haar oorspronkelijke context niet. De melodie van een contrafact is dan betekenisdragend: in het contrafact resoneert de context waarin het oorspronkelijke lied ontstaan is en het contrafact brengt de culturele, politieke en/of emotionele associaties die men met het oorspronkelijk lied heeft met zich mee. De impact en betekenis van een lied moeten bij dergelijke contrafacten dus niet enkel gezocht worden in de tekst, maar ook in de melodie waarop die tekst geschreven is. De puurste vorm van intertekstualiteit treedt op wanneer naast de melodie ook bepaalde kernwoorden of rijmwoorden meegenomen worden uit de oude context – wat, zo zullen we gaan zien, bij ‘O lio lio la’ dikwijls het geval is.

De komende weken neem ik je mee op de reis die de melodie van ‘O lio lio la’ binnen de Nederlandse strijdliedcultuur heeft afgelegd. We trekken niet alleen ruim duizend kilometer naar het Zuidoosten, maar gaan ook zo’n anderhalve eeuw terug in de tijd. Aangezien de kou nog niet uit de lucht is en de ‘r’ voorlopig nog in de maand zit, kan het geen kwaad het vitamine-D-peil wat op te hogen door een paar zonnestralen te pakken. Pak je koffer dus maar in (houd wat ruimte over voor de culturele bagage die op de terugreis mee moet) en lees verder. Aarzel niet te lang, we vertrekken over één alinea. (Een mondharmonica, banjo of gitaar meenemen strekt tot aanbeveling. Een spandoek mag ook.)

NB. Vanzelfsprekend verzamelen we niet op Schiphol of op een geheime plaats waar een klimaatbelastende tijdmachine ons opwacht, maar leggen we de reis duurzaam en milieuvriendelijk af met de door verbeeldingskracht aangedreven gedachtetrein.

 

Dag 1: Laatnegentiende-eeuws Vercelli en Novara

Koffers klaar? Knip met je vingers en waan je in het Italië van omstreeks 1880, op de rijstvelden van de Po-vallei. Om hun zware arbeid vol te kunnen houden, werken de rijsttelers op het tempo van liederen die ze de ganse dag door zingen. Wanneer ze aan het eind van de negentiende eeuw in opstand komen tegen hun werkgevers en zich ter versterking van die opstand in vakbonden verenigen, verandert het karakter van hun liederen van animerend en motiverend in strijdvaardig. Van alle liederen waarmee de rijsttelers hun strijd kracht bijzetten wordt ‘La Lega’ veruit het bekendste. Het lied wordt ook wel aangeduid met de beginregel (incipit) ‘Sebben che siamo donne’ (klik hier en hier voor muzikale varianten). In het refrein duiden de rijsttelers zich aan als socialisten die zich in een (naar verwachting almaar groter wordend) collectief verenigd hebben en voor vrijheid pleiten:

 

 

O lio lio la                                                                

E la lega la crescerà                                

E noialtri socialisti                                   

E noialtri socialisti                                   

O lio lio la                                                

E la lega la crescerà                                

E noi altri lavoratori                                

Vogliamo la libertà                  

 

 

O lio lio la                                

En de bond zal groeien

En wij socialisten

En wij socialisten

O lio lio la

En de bond zal groeien

En wij arbeiders

We willen de vrijheid

 

‘La Lega’ is symbool gaan staan voor de strijd van arbeiders en boeren tegen hun kapitalistische overheersers en zou daardoor als een socialistisch lied gekenschetst kunnen worden. Het werd in Italië echter niet door de brede arbeidersbeweging opgepakt, maar specifiek door vrouwen toegeëigend. In het eerste couplet wordt er immers vanuit het perspectief van vrouwen gezongen:

 

 

Sebben che siamo donne                          

Paura non abbiamo                                 

Per amor dei nostri figli                           

Per amor dei nostri figli                           

Sebben che siamo donne                          

Paura non abbiamo                                 

Per amor dei nostri figli                           

Socialismo noi vogliamo                          

 

Hoewel we vrouwen zijn                          

Hebben we geen angst

Uit liefde voor onze kinderen

Uit liefde voor onze kinderen

Hoewel we vrouwen zijn

Hebben we geen angst

Uit liefde voor onze kinderen

Willen we socialisme

 

Als zodanig is het ook in het culturele en collectieve geheugen van de Italianen beland. Zo duikt het lied in 1976 op in de film Novecento (met Gérard Depardieu en Robert De Niro in de hoofdrollen) van de Italiaanse marxistische regisseur Bernardo Bertolucci (1941-2018). De film gaat over twee jongens die op dezelfde dag geboren worden, maar uit een tegengesteld sociaaleconomisch milieu afkomstig zijn. Desalniettemin raken ze goed bevriend, maar wanneer de boerenjongen zich steeds feller inzet voor zijn strijd tegen het fascisme en de rijkeluisjongen (zoon van de landeigenaren voor wie de boeren werken) daar niet aan mee doet, groeien ze steeds verder uit elkaar. In een scène waar de boeren in opstand komen tegen hun werkgevers omdat die laatsten de contracten van de eersten niet respecteren, is ‘La Lega’ te horen. Het wordt gezongen door de vrouwen en dochters van de boeren.

Het lied wortelt zich van oorsprong dus daar waar ongelijkheid en onderdrukking inzake sekse en klasse met elkaar interacteren. Wanneer doorheen de jaren de seksedimensie belangrijker wordt en een intersectionele vorm van feminisme groeit uit de op klasse gebaseerde status van landarbeiders die de vrouwen gemeen hebben, wordt de eerste regel door feministische groeperingen gewijzigd. Waar in de oorspronkelijke tekst de eigenschap dapperheid of moed door een concessief voegwoord in contrast met vrouw-zijn geplaatst wordt (‘Hoewel we vrouwen zijn // Hebben we geen angst’), moet uit de nieuwe tekst moed juist als constitutieve eigenschap van de vrouw blijken. De nieuwe versie ‘E noi che siamo donne // Paura non abbiamo’ (‘En wij die vrouwen zijn // Hebben geen angst’) heeft echter geen grote bekendheid verworven. De oorspronkelijke versie bereikte daarentegen verschillende landen en bewegingen, waaronder sociale bewegingen in Nederland. Volgende week vervolgen we onze reis en gaan we zeven à acht decennia vooruit in de tijd. Vooraleer we Nederland aandoen, zullen we een tussenstop te Antwerpen maken.

 


Dit is het eerste artikel uit een reeks van Carmen Verhoeven over de geschiedenis van de melodie ‘O lio lio la’. Het tweede artikel van deze leesreis leidt naar Antwerpen, oktober 1974…

 

Carmen Verhoeven (1993) rondt momenteel de onderzoeksmaster Nederlandse Literatuur en Cultuur aan de Universiteit Utrecht af met een thesis over strijdliedcultuur in diachroon perspectief. Daarnaast is ze als docent Literatuurgeschiedenis verbonden aan de Koningstheateracademie en werkzaam als transcribent in het NWO-project Language Dynamics in the Dutch Golden Age aan de Universiteit Utrecht, als assistent redactiecoördinatie bij Prelum en als assistent bureauredactie bij het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde.